Denk je soms bij jezelf: ‘Ik lijk alleen maar slechter en minder te slapen!’ Misschien klopt dat ook wel! Want je slaap evolueert je hele leven lang. Klinisch psychologe Sandra Pirrera legt het verschil tussen een slaapstoornis en normale veranderingen in je slaappatroon uit.
Als je nachtrust korter wordt
Vele mensen ervaren dat slapen moeilijker wordt met het klimmen der jaren. Toch mogen we slapen in de late volwassenheid niet zomaar afdoen als problematisch.
- Ondanks het feit dat de slaap er objectief gezien wel degelijk op achteruitgaat (we slapen minder en minder diep, worden ook meer wakker tijdens de nacht en zijn vaak te vroeg wakker in de ochtend), zal niet iedereen klagen over zijn of haar nachtrust. En ondanks de mindere slaap, ervaart niet iedereen de behoefte om overdag te willen slapen.
- We weten ook dat als er slaapverlies is, het inhaalmanoeuvre moeizamer verloopt. Zijn we dan toleranter geworden voor slaaptekort, of ongevoeliger misschien? Daar is wat ondersteuning voor gevonden, maar dat is niet per se een uiting van een verminderde slaapbehoefte.
- Anderzijds, misschien belanden we in de late(re) volwassenheid op een punt waar we ons minder zorgen maken om moeilijke nachten? Misschien is er geen druk meer om goed te moeten slapen omdat we met pensioen zijn? Nochtans is de groep zestigplussers nog goed vertegenwoordigd op de arbeidsmarkt. Er zijn zelfs heel wat mensen die op hoog niveau professioneel actief blijven tot na hun zestiger, zeventiger of zelfs tachtiger jaren.
Een samenloop van omstandigheden
Op welke manier kunnen we de complexiteit van het slapen in de late volwassenheid dan het beste bekijken? Hoe kunnen we al deze verschillen en soms tegenstrijdigheden verklaren? Er zijn drie factoren die daarbij kunnen helpen:
1. Een eerste factor heeft te maken met de grote variatie in leeftijd waarop slaapveranderingen tot uiting komen.
Zo heb je zeventigers en zelfs tachtigers die slapen als marmotten, en zijn sommige vijftigers de wanhoop nabij als de zon ondergaat. Die variatie maakt het erg moeilijk om één duidelijk lijn te trekken in de interpretatie van al die gegevens.
2. Een tweede factor is de gezondheidstoestand.
Wanneer we de evolutie van de slaap doorheen de jaren omschrijven, betreft dit volwassenen in goede gezondheid die verder geen slaapproblemen hebben. Ondanks het feit dat de slaap van deze gezonde mensen er ook op achteruitgaat, klagen zij minder over hun nachtrust. De goede staat van hun gezondheid zorgt hier voor een buffer waardoor de impact ervan minder zwaar doorweegt, zelfs bij acuut slaapverlies. Want als we verder kijken naar mensen die over een slechte nachtrust klagen, dan merken we dat het grootste deel van de klachten te wijten zijn aan gezondheidsproblemen of slaapstoornissen. Daarenboven is onze slaap erg gevoelig voor ziekte en gebruik van medicatie en alcohol. Dit werkt de achteruitgang van de slaap sneller in de hand, en een minder goede nachtrust versterkt dan weer gezondheidsproblemen. Een goede nachtrust en een goede gezondheid gaan hand in hand. Wat bijdraagt aan een goede gezondheid en een buffer vormt tegen ziekte en verouderen helpt ook tegen het versneld achteruitgaan van de slaap: voldoende bewegen, gezonde voeding en sociale contacten.
3. Een derde factor is perceptie.
Naast leeftijd en gezondheidsstatus is het beeld dat we hebben van onze slaap als we ouder worden mee bepalend in hoe we deze veranderingen in ons dagelijks leven ervaren. Verwachten we dat onze slaap aan kracht inboet en aanvaarden we dat als onderdeel van het normale verouderingsproces? Passen we onze activiteiten hierop aan? Of zijn we ervan overtuigd dat deze veranderingen teken zijn van slaapproblemen en gaan we alles proberen om weer te kunnen slapen zoals voorheen, om finaal alsnog met een slaapprobleem te eindigen? Met andere woorden: als je op je zestigste verwacht dat je zal kunnen blijven slapen zoals je dat op je twintigste deed, dan zal je gefrustreerd achterblijven.
Niet te snel zelf tot een conclusie komen
Het is niet omdat onze slaap doorheen de jaren ingrijpende veranderingen ondergaat dat er daarom sprake is van een slaapstoornis. Weliswaar maken de vele overlappende kenmerken het niet zo gemakkelijk om een grens te trekken tussen wat als een normale slaap beschouwd kan worden en wat problematisch is. De nachtelijke onderbrekingen, het minder herstellend vermogen van de slaap of het vroeg ontwaken doen allemaal wel erg aan slapeloosheid denken, wat ook de meest voorkomende slaapstoornis is in de late volwassenheid. De kwetsbaarheid van de slaap op latere leeftijd vormt op zich al een ideale voedingsbodem voor de ontwikkeling van slapeloosheid. Omdat we niet goed weten waar we mee te maken hebben, interpreteren we onze slaap verkeerdelijk als problematisch. We gaan ervan uit dat we een slaapprobleem hebben, maken ons zorgen en trachten juist alles in het werk te stellen om toch te kunnen slapen zoals vroeger. Zo eindigen we met nog meer slaaptekort, en rijden we onszelf vast.